Parkesine en bakeliet
Alexander Parkes (1813 – 1890) was op zoek naar een alternatief voor het ivoor waarvan biljartballen gemaakt worden. Hij slaagde er met als grondstof cellulose als eerste in een soort plastic te maken. Dat was in 1856, hij noemde het Parkesine, ook wel nitrocellulose. Het is het type plastic waarvan nog steeds tafeltennisballen worden gemaakt.
In 1912 vond de Belg Leo Baekeland het bakeliet uit. Dat was het eerste echte plastic, dat door verwarming van vorm kon veranderen.
Plastic en oorlog
In de jaren 1920 vonden chemici het plastic zoals bij dat nu kennen uit. Het lichte, gemakkelijk te vormen en waterdichte materiaal was interessant voor de oorlogsindustrie. Met name de Amerikaanse marine investeerde gedurende de oorlogsjaren veel in deze ontwikkeling.
Ook voor boten
Na het fiasco van de papieren boot leek het erop dat de houten boot weer de toekomst had. De ontdekking van plastic in de jaren 1920 veranderde dat. Na de oorlog ontdekte men nieuwe toepassingen.
In 1946 kwamen in de VS de eerste kunststof bootjes op de markt voor recreatief gebruik. Begin jaren vijftig kwam ook in Nederland en Engeland de productie van dergelijke bootjes op gang. Duitsland volgde enkele jaren later.
Stämpfli
In 1956 experimenteerde Alfred Stämpfli aan de Zürichsee in Zwitserland met de bouw van een plastic skiff. Het lukte hem niet om een goede lichte boot te maken, dus keerde hij terug weer naar van het vertrouwde hout, zoal hij tot op de dag van vandaag doet. De latere kunststofboten onder de naam Stämpfli zijn gebouwd door Janoušek in Engeland.
Empacher
Bij botenbouwer Empacher in Eberbach am Neckar, Duitsland, hangt in de hal de eerste kunststof roeiboot ter wereld, samen met BASF gebouwd in 1956 en 26 jaar later door de Frankfurter Ruderclub teruggegeven.
Hout?
In de decennia daarna werd het hout grotendeels uit de botenloods verdreven door licht en sterk kunststof.