Huidenboten


In de bronstijd

Huidenboten bestonden in elk geval al rond 2000 vC, gemaakt van dunne latjes en twijgen, waarover huiden werden gespannen. Die materialen zijn vergankelijk, daardoor zijn er nauwelijks archeologische overblijfselen van huidenboten.
In Europa kwam de huidenboot in ieder geval voor aan de westkusten van Ierland en van het door Ieren bevolkte Schotland. En ook in Wales.
De huidenboot weegt niet veel. Z’n drijfvermogen op de golven van de Ierse Zee en de Atlantische Oceaan is goed. Door zijn geringe gewicht kan hij gemakkelijk op rotsige kusten of stranden getrokken worden. En een kleine huidenboot kan je in je eentje op je nek nemen.


Ierland: currachs

Het Ierse huidenboottype is de currach, in Zuid-Ierland naomhóg en ook wel canoe. Ze waren meestal vijf tot acht meter lang en 1,20 tot 2 meter breed. Omdat er voor de currach weinig bouwmateriaal nodig was werd hij ook wel de ‘poor man’s trawler’ genoemd, de armeluis vissersboot. Ervaren bouwers maakten zo’n boot in twee dagen. De currach werd oorspronkelijk gepeddeld.

Zesde eeuw

De oudste beschrijving van Ierse currach dateert uit het begin van de zesde eeuw. Sint Brendan, een legendarische Ierse monnik, zou gereisd hebben in een currach die gemaakt was van huiden en eikenschors. De boten waren toen zwaarder dan de huidige currachs en hadden een kiel. Waarschijnlijk waren ze bedoeld voor zeereizen, waarbij koersvastheid een grote rol speelde.

De currach in de 20e eeuw

Tot in de twintigste eeuw werd de currach gebruikt, zowel op zee als op binnenwater voor visvangst en vervoer van personen, vee, turf, zeewier en andere vracht. Ook werd de currach ingezet voor de bevoorrading van zeeschepen die buiten de ondiepe kustwateren moesten blijven.

Nu: currach-roeiwedstrijden

Tegenwoordig zien we de geroeide currach, meestal als gesculde drie. Die is tot acht meter lang en ruim een meter breed en heeft een inwendig frame van dunne latjes waarop overdwars ribben zijn bevestigd. De latten komen van es of eik. Op de lattenbodem worden boorden geplaatst van wilgentakken. Het frame wordt op zijn kop gelegd en daaroverheen wordt nu, in plaats van paarden- of runderhuid, canvas gespannen dat met teer waterdicht wordt gemaakt. De achtersteven is breed en plat, er is geen kiel, zodat de boot nog steeds met gemak de wal op getrokken kan worden.
In Meitheal Mara ‘Workers of the sea’, een community boatyard in Cork, Ierland, kan eenieder leren een currach te bouwen.


Wales: de coracle

In Wales heet de huidenboot coracle of, in het Welsh, cwrwgl. Het is een ovale tot vrijwel ronde mand met een doorsnee tot hooguit ongeveer drie meter. Die werd vroeger op de binnenwateren veel gebruikt als vissersboot. Op de rivier de Teifi in Zuid-Wales wordt nog steeds een gelimiteerd aantal van twaalf vergunningen afgegeven voor zalmvisserij met de coracle. Twee vissers stappen ieder in hun eigen coracle en hangen een net tussen de twee bootjes in. Ze laten zich stroomafwaarts drijven en zodra ze een zalm te pakken hebben sluiten ze het net en brengen ze de vangst aan wal. Vervolgens lopen ze met de coracle op de rug stroomopwaarts terug naar hun beginpunt.
In het plaatsje Cenarth in Wales is The National Coracle Centre, een klein museum over de coracle.

Currach

St Brendan
Illustratie uit The curraghs of Ireland in The Mariner’s Mirror, vol. XXIV nr 1, 1938

Coracle

Visser. Jaartal onbekend.
Martin Fowler van The National Coracle Centre
In Cenarth, Wales