Dijklied


Vol van weemoed dwaal ik langs de straten
Waar ik vroeger bij herhaling kwam
Om mij heen ligt, somber en verlaten
Het verwoeste deel van Rotterdam
Ach, hoe droevig wordt het mij te moede
Als ik naar die open vlakte kijk
Op deez’ plek begint mijn hart te bloeden
Want hier was eens de Schiedamschedijk

Waar eens het bier en de jenever vloeiden
Wordt mijn oog geen druppel thans gewaar
Waar eenmaal de prostitutie bloeide
Loopt geen hond, laat staan een mens gevaar
Waar de Alk stond en de Rooie Molen
North American en Wilson Bar
Ligt een troosteloze serie holen
Langs de huizenkant van het trottoir

In mijn eenzaamheid loop ik te dromen
Komt hier ooit weer leven en muziek
Zal hier ooit weer een dorado komen
Van vermaak, van drank en erotiek
Vele uren heb ik hier gezeten
Vele centen heb ik hier vergooid
Ook al word ik gammel en versleten
De Schiedamschedijk vergeet ik nooit

In de gevangenis

Drs. P schreef het Dijklied toen hij in 1942 in de gevangenis zat.

Onder het pseudoniem Tante Pollie schrijft Heinz Polzer bij wijze van studentikoze verzetsdaad een verhaaltje over de belhamels Dolf en Ben (resp. Hitler en Mussolini) die van Oom Sam de veldwachter (Amerika) op hun donder krijgen. Het komt hem op vier maanden celstraf in het ‘Oranjehotel’ in Scheveningen te staan, later met twee maanden verlengd vanwege het tekenen van een kaartspel met Mussolini en Hitler als jokers.

Bron drsp.nl

Eerste grammofoonplaat van Drs. P

Het Dijklied staat op zijn eerste grammofoonplaat, met de titel Heinz Polzer Zingt Uit Het Zangboekje Voor Bijzienden (Door Een Kindervriend). Het Rotterdamsch Studenten Corps bracht de plaat uit, in 1958.