De Thames skiff is een overnaadse roeiboot met één of twee roeiers en plaats voor een stuurman/vrouw en naast hem of haar een passagier.
De Thames skiff is rond 1860 in Engeland uit de Thames wherry ontwikkeld om aan de vraag te voldoen naar vrijetijdsboten die makkelijk te roeien waren.
De huid is meestal gemaakt van mahonie en soms ook cederhout op gezaagde steekspanten van eikenhout. De roeiers zitten op vaste banken – dus niet op rolbankjes zoals in nieuwere boottypen.
Het zijn vrij brede boten, de riemen rusten op de boorden van de boot tussen scheehouten, de boten hebben geen outriggers.
De meeste nog overgebleven originele Thames skiffs zijn eind 19e, begin 20e eeuw gebouwd. Het zijn luxe roeiboten met bladgouden versieringen, kussens van Velours d’Utrecht en een loper op de vlonders.
Tekening van een Thames skiff
De afbeelding hieronder laat zien hoe een originele Thames skiff, zonder zeilvoorziening, in elkaar zit. Het gaat hier om een single skiff, geschikt voor één roeier en één of twee stuurlieden.
Scheehout
Het scheehout is een onderdeeltje van de boot dat ervoor zorgt dat er niet te veel kapot gaat als een roeier een misslag maakt. Het zit waar de riem op de rand van de boot rust. Bij een misslag breekt het scheehoutje af, waarna het makkelijk te vervangen is.
Zeilen
Als accessoire was het mogelijk de Thames skiff ook geschikt voor zeilen te laten maken. Men zag dat daarvoor vooral in Nederland belangstelling was.
Export
Er zijn veel Thames skiffs geëxporteerd, vooral naar Nederland en Argentinië – de aantallen zijn onbekend -, en varianten zijn veel in Nederland gebouwd.
Ook in Frankrijk en Zwitserland zijn soortgelijke boten gebouwd.