Heidens feest
Het waren bijzondere Olympische Spelen, die van 1928 in Amsterdam. Niet alleen vanwege het gebruikelijke politiek gekrakeel, zoals deze keer de uitsluiting van koloniën van deelnemende landen en Rusland. Maar ook omdat ze tegen de wil van de regering en christelijke partijen gehouden werden. De Spelen waren immers een heidens feest.
Toch gingen ze door dankzij een inzamelingsactie. Officieel was ‘1928’ niet alleen een zomerolympiade, maar tevens een winterolympiade en een kunstolympiade. De Winterspelen werden uiteindelijk naar Zwitserland verplaatst. De kunstolympiade is daadwerkelijk in Amsterdam gehouden en leverde Nederland twee officiële gouden medailles op, namelijk die voor schilderen (Isaac Israëls) en voor architectuur (Jan Wils, de architect van het Olympisch Stadion).
Primeurs
Verder regende het primeurs in Amsterdam. Het brandende olympische vuur boven het stadion was nooit eerder vertoond, evenals de verkeersborden in de stad voor parkeren en eenrichtingsverkeer. Vrouwen mochten voor het eerst meedoen aan atletiek en turnen. Dan waren er de introductie van Coca Cola als partner van de Spelen, de eerste melding van een Schwalbe, destijds fopduik genoemd, door het Chileense voetbalteam, en de eerste massale supportersrellen. Er werd voor het eerst een sportmedisch congres gehouden, waar doping al een onderwerp was.
Roeien op de Ringvaart
Ook bij de roeiwedstrijden, op de Ringvaart bij Sloten, was er een Nederlandse primeur: live sportcommentaar vanuit een meerijdende auto, dankzij een destijds ingenieuze draadloze verbinding van – wie anders – Philips. Ja, Nederland maakte naam. Alleen helaas niet als roeinatie. De vaderlandse roeiers konden niet echt potten breken en bereikten niet één finaleplaats. Theo Tromp schreef in 1928 in De Corinthian, weekblad voor de amateursport:
“Ach, wij wisten het eigenlijk al wel, wij Hollanders hebben een betreurenswaardige inzinking,”
Skiff
Amstelroeier Bert Gunther was de Nederlandse vertegenwoordiger in de skiff. Hij behaalde de halve finale en werd uiteindelijk vierde. Zijn prestatie was er een van formaat. De hegemonie van de Angelsaksische landen was namelijk enorm. Een jaar later zou Gunther Europees kampioen worden en de Diamond Challenge Sculls in Henley winnen.
Tweezonder
Ook de twee zonder stuurman met Hein van Suylekom en Carel van Wankum bereikte de halve finale. Zij behaalden de zesde plaats.
Van Wankum roeide bij The Dare Devils Club Rotterdam. Deze club was een tijdelijke afsplitsing van roeivereniging Nautilus, waar naar de mening van een aantal leden te weinig ruimte was voor echte wedstrijdsport.
Van Suylekom roeide bij DDS zou twintig jaar later weer deelnemen aan de Olympische Spelen, in Londen, op slag in de vierzonder. Ook daar bereikte hij de halve finale, in een tijd die 1,8 seconden langzamer was dan in 1928 in de tweezonder.
Dubbeltwee
In de dubbeltwee behaalden Han Cox en Constant Pieterse de kwartfinale. Voor Pieterse waren het zijn tweede Spelen. Voorafgaand aan deze Spelen was hij in een ernstig conflict geraakt met zijn club De Hoop. Een onderzoekscommissie van de roeibond stelde Pieterse in het gelijk. Hij zou niet meer uitkomen voor De Hoop. In verschillende olympische bronnen staat De Hoop nog wel als zijn vereniging vermeld. Zeker is dat hij nadien uitkwam voor Het Spaarne.
Cox was lid van Het Spaarne en roeide onder die kleuren in Sloten. In de Tweede Wereldoorlog was hij actief in het verzet. Onder meer dit feit zou een rol hebben gespeeld bij het toekennen van het predicaat Koninklijk aan Het Spaarne.
Tweemet
De twee met stuurman – van Willem III – roeide niet eens een hele baan. Boeg Tjapko van Bergen, slag Cornelis Dusseldorp en stuurman Hendrik Smits geraakten in een spannend gevecht met de Belgen. Het werd hen kennelijk teveel, want Dusseldorp sloeg een snoek en de boot kapseisde. De ploeg haalde de eindstreep niet, de olympische droom was ten einde.
Van Bergen trad in de oorlog toe tot de NSB en de SS en sneuvelde in 1944 aan het Oostfront.
Vierzonder
Dan de vier zonder stuurman: het Nereus-kwartet Simon Bon, Ansco Dokkum, Paul Maasland en Egbertus Waller. Voor Bon, Maasland en Waller waren het de tweede Spelen. Bon was in 1924 de slag van de acht en ook Maasland en Waller maakten deel uit van die ploeg.
Ook 1928 werd geen groot succes. Na een verloren race tegen Italië was in de herkansing Duitsland te sterk. Dokkum zou acht jaar later als zeiler deelnemen aan de Olympische Spelen van Berlijn. Daarmee was zijn olympische avontuur nog niet ten einde. In 1968 trad hij in Mexico op als Chef de Mission. Hij hield van de Spelen:
“Dat zoiets bestaat in deze materialistische wereld, dat vind ik geweldig. Dat heeft me al die jaren in de Olympische Spelen gegrepen. Al die jongelui gericht op dat ene doel: een sportieve topprestatie leveren. Jammer dat er altijd weer politieke kwesties in het geding worden gebracht, maar dat doen de mensen eromheen, nooit de sportjongens zelf. Die hebben één kleur en die spreken één taal.”
Acht
De Laga-acht, bestaande uit Teun Beijnen, Guus van Ditzhuyzen, Daan Ferman, Jan Huges, Tjallie James, Henri Eli Kruyt, Appel Ooiman, Jaap Stenger en stuurman Koos Schouwenaar, kwam in de eerst ronde uit tegen de Polen. In de herkansing versloegen ze de Belgen, maar de Italianen waren in de tweede ronde te sterk. Daarmee was de acht uitgeschakeld.
Teun Beijnen had vier jaar eerder Olympisch goud behaald in Parijs in 1924 samen met Willy Rösingh. Schouwenaar trad in de oorlog toe tot het verzet, samen met een ander Laga-lid, Bert Sloth Blaauboer. Nadat ze in 1941 in een vouwkano vertrokken waren om de Noordzee over te steken, is er nooit meer iets van hen vernomen.
Terugblik
De afgetreden voorzitter van de Nederlandse Roeibond De Vries Feyens wond er in zijn terugblik geen doekjes om:
“Kweekt roeileraren, kweekt roeiers en kweekt ze jong. Dat is het geheim van Engelands en Amerika’s successen, waar de jeugd al in zijn eerste schooljaren in wedlopen en spelen de smaak krijgt van de onderlinge kamp.”